dinsdag 22 maart 2011

Waarom komt U ons hinderen?


Vandaag ben ik de trotse eigenaar geworden van het boek van Willem Jan Otten. Enkele jaren geleden had ik het ontdekt in de boekenkast van mijn schoonzoon en was gefascineerd geraakt door de inhoud en de manier van schrijven. Later heb ik geprobeerd het te kopen, maar het bleek alleen nog maar tweedehands te verkrijgen te zijn, waarbij het goedkoopste exemplaar nog altijd 75 euro moest opbrengen. Gelukkig heeft Van Oorschot het opnieuw uitgegeven en voor het schamele bedrag van 15 euro mag je je koesteren in een schitterende essaybundel. Willem Jan Otten beschrijft in deze bundel zijn 'helden', zoals bijvoorbeeld Augustinus, Dostojevski, Pascal, Chesterton en Lewis. Schrijvers, filosofen en theologen, die een belangrijke rol hebben gespeeld in de geestelijke ontwikkeling van Jan Willem Otten, die geleid heeft tot, wat hij noemt, zijn kerstening.

Het meest aansprekend voor mij is het essay over René Girard. Deze Franse denker schrijft over een begrip dat even simpel als ingewikkeld is: mimetische begeerte. Hij stelt, dat ons verlangen, onze 'passie' niet voortkomt uit ons eigen hart, maar uit jaloezie. Onze begeerte is niet oorspronkelijk, maar bemiddeld. Omdat de buurman een nieuwe auto heeft, bedenken wij, dat we ook een nieuwe auto nodig hebben. En het is deze begeerte die tot het hanteren van geweld leidt. De spanning die ontstaat tussen rivaliserende mensen of groepen moet dan opgelost worden om de wederzijdse vernietiging te voorkomen Daarvoor introduceert Girard het zondebokmechanisme; een onschuldige, vaak ene buitenbeentje, krijgt de spanning op zich geladen en moet gestraft worden, Pas dan kan de rust tussen de partijen weerkeren.

Ik ben ervan overtuigd, dan het denken over conflicten, in de samenleving en in de kerk voor een groot deel beter begrepen kan worden als we bij Girard te rade gaan. Het ontmaskert ons eigen individualistische denken en spoort ons aan om anders naar zogenaamde zondebokken te kijken.

dinsdag 15 maart 2011

Taboe

Sinds enige tijd begeleid ik een afstudeerder aan de CHE rondom het thema Leiderschap in de PKN. Met een kerkmodel waarbij de kerkenraad het hoogste orgaan is en een predikant die vaak het informele gezag heeft, is het in de praktijk bijzonder lastig manoevreren in situaties met een zekere emotione lading. Als alles goed loopt en iedereen kan het prima met elkaar vinden, dan is er geen vuiltje aan de lucht. Maar ontstaat er een zekere spanning, en wanneer gebeurt dat nu niet, dan wordt het een stuk ingewikkelder. Er wordt in die situatie heel veel van een predikant gevraagd. Neemt hij te sterk de leidende rol op zich, dan kan hij door een willekeurig kerkenraadslid worden teruggefloten, waardoor snel een patstelling ontstaat. Houdt hij zich een beetje op de vlakte, dan wordt er, vaak door de zwakkeren in de kerkenraad, druk uitgeoefend op de predikant om initiatief te nemen. Hij kan het bijna nooit goed doen.

Op het terrein van teamontwikkeling ben ik een fan van Patrick Lencioni. Hij gaat uit van een aantal stappen die gezet moeten worden om met elkaar tot goede resultaten te komen. De eerste en dus de belangrijkste stap is volgens hem het creëren van onderling vertrouwen. Maar in de constructie van de kerkenraad is het bijna onmogelijk om aan teamvorming te doen. Hoe kun je in zo'n situatie onderling vertrouwen ontwikkelen? Wie moet dat doen? Ik heb een situatie meegemaakt, waarbij de predikant met iedereen goed uit de voeten kon. Hij was de samenbindende factor. Alle onderlinge spanningen werden hierdoor onzichtbaar. Maar zodra hij vertrokken was naar een andere gemeente, ontstonden de problemen. De spanningen kwamen naar boven en behoorlijk wat mensen vertrokken.

Wat in mijn ogen nodig is, dat er een gezond evenwicht komt tussen de kerkenraad (met name het moderamen) en de predikant. En dat is voor velen vloeken in de kerk. Want een predikant is onderdeel van de kerkenraad en kan er dus nooit tegenover staan. Toch is dit volgens mij een belangrijke lijn die onderzocht zou moeten worden. Het kerkenraadsmodel (presbyteriaanse model) staat in tussen het hiërarchische model (de Rooms-Katholieke Kerk met de paus aan het hoofd) en het vrijkerkelijke model (congregationalistische model, zoals de Baptisten, waarbij de gemeentevergadering het hoogste orgaan is). Het lijk een mooi democratisch ideaal, maar in de praktijk hebben we te maken met veel frustraties, overspannen predikanten en getormenteerde kerkenraadsleden. Ik hoop dat er op dit terrein wat gaat gebeuren in de reformatorische kerken, want heel veel energie, die normaal gesproken gericht zou moeten zijn op de plek van de kerk in de maatschappij, gaat nu verloren aan onderling gekissebis. In het verleden ging het misschien nog wel toen de de predikant door velen op een voetstuk werd geplaatst, maar nu met mondige en hoogopgeleide kerkenraadsleden lijkt het systeem door het vasthouden aan zijn eigen idealisme ten onder te gaat. Ik hoop en bid dat er een moedig iemand opstaat om dit taboe aan te pakken.